Spannende fietstocht
‘Mam, weet u wat voor ons te doen?’ Sander en Mira kijken hun moeder vragend aan. Mama kijkt op van achter haar laptop en zucht. ‘Vervelen jullie je je nu al? De vakantie is nog maar net begonnen!’ Mira knikt. ‘Bijna iedereen is al op vakantie, er is echt niemand om mee te spelen.’ Ze slaakt een diepe zucht. ‘Ik wou dat het al vrijdag was! Dan gaan we zelf op vakantie.’ ‘Daar heb ik ook superveel zin in,’ zegt Sander. ‘Maar jammer genoeg is het nu pas woensdag en het is zó saai thuis.’ Hij trekt er zo’n raar gezicht bij dat Mira in de lach schiet. Mama veegt een haarlok uit haar gezicht. ‘Ik moet vandaag echt nog hard werken, dit moet voor vrijdag af. Misschien weet papa wel iets.’
Sander en Mira lopen naar buiten. Papa zit op zijn knieën in de tuin. ‘Papa, weet u iets voor ons te doen?’ Papa komt overeind en klopt zijn broek af. ‘Iets te doen… eens even denken… Ja, ik weet wel wat. Wat denken jullie van een spannend fietstochtje?’ ‘Hm… fietsen, dat hebben we eergisteren nog gedaan. En trouwens, dan moeten we weer heel lang wachten voor u met de tuin klaar bent,’ zegt Mira. Vader schudt zijn hoofd. ‘Nee, ik bedoel dat jullie samen een tochtje gaan maken.’
Sander en Mira kijken elkaar verbaasd aan. ‘U bedoelt… dat u en mamma thuisblijven en dat wij…?’ ‘Ja, dat bedoel ik. In de la van mijn bureautje ligt een fietskaart. Stippel een leuke route uit, vul je rugtas met drinken en eten en spring op het zadel!’ ‘Mag dat echt?’ Mira kan het nog niet helemaal geloven. ‘Natuurlijk. Jullie zijn oud en wijs genoeg om samen een tochtje te maken.’ Samen met papa lopen ze naar binnen. Daar vertellen ze papa’s idee aan mama. Mama kijkt een beetje moeilijk. ‘Helemaal alleen op pad? Is dat wel verantwoord?’ vraagt ze aan papa. ‘Tuurlijk mam! Dat kunnen wij best al hoor!’ roept Sander. ‘Ik doe mijn zonneklep op,’ zegt Mira.
‘Smeer je dan wel goed in met zonnebrandcrème,’ zegt mama. Sander zoekt de fietskaart op en spreidt hem open op de keukentafel. Samen met papa stippelen ze een leuke route uit. ‘Kijk, na de brug ga je hier links dit slingerende fietspad op. Het is daar heel mooi. Aan het einde is het Lage
Bos. Als je daar de buitenste route van neemt, kom je uiteindelijk weer bij de brug uit.’ ‘Maar dat is een heel klein stukje, dan zijn we in een kwartiertje weer thuis!’ zegt Sander. ‘Ha, dat dacht jij!’ lacht papa. ‘Hier onder aan de kaart staat de schaal, zie je wel. Kijk, één centimeter op de kaart is in het echt één kilometer.’ Mira meet met haar vinger de afstand. ‘Dat is… ongeveer vijftien centimeter! Dus dat wordt… vijftien kilometer!’ ‘Precies. En je fietst ongeveer vijftien kilometer per uur, dus Sander, hoe lang ben je minstens onderweg?’ ‘Eén uur, dat is simpel,’ zeg Sander. ‘Jan, is dat niet veel te ver voor ze?’ vraagt mama bezorgd. ‘Welnee, dat kunnen ze best,’ vindt papa.
Even later zitten ze op de fiets. Ze gaan de brug over en slaan dan linksaf.
‘Ik heb echt zin in de vakantie!’ zegt Sander. ‘Ik ook! Lekker drie weken naar de camping. Ik hoop zo dat het dan net zo lekker weer is als vandaag,’ zegt Mira. ‘Weet je trouwens dat Lieneke helemaal niet op vakantie gaat? Ze zegt dat haar ouders daar dit jaar geen geld voor hebben, omdat haar vader door de corona bijna niets heeft verdiend.’ ‘Echt? Dat vind ik echt zielig voor haar,’ antwoordt Sander. ‘Misschien kunnen we wel een keer iets leuks met haar gaan doen. O kijk, daar is het Lage Bos al! Hier moeten we links aanhouden.’ Ze fietsen het bos in. ‘Wauw, lekker koel is het hier tussen de bomen!’ roept Sander. Een stukje verder komen ze langs een klein grasveldje midden in het bos. ‘Zullen we hier even stoppen?’ vraagt Mira. ‘Prima! Ik heb dorst als een paard.’ Ze zetten hun fietsen tegen een boom en rollen het picknickkleed uit. Sander neemt een paar flinke slokken uit zijn flesje. ‘Ah, dit water is lekker koud!’ Ze eten zelfgebakken cupcakes die ze gisteren samen hebben gemaakt en versierd. Mira gaat op haar rug liggen en sluit haar ogen. Het is hier heerlijk stil. Hoog in een boom fluit een vogel. De zachte zomerwind doet de boomblaadjes ritselen. In de blauwe lucht drijven een paar schapenwolkjes voorbij. ‘Hé Sander, zouden Adam en Eva in het paradijs ook wel eens zo naar de lucht hebben liggen kijken?’ Sander knikt. ‘Vast wel.’ Opeens voelt Mira iets prikken. Ze schiet overeind en slaat op haar been. ‘Hé, een mier! Ophoepelen jij!’ Sander lacht. ‘Daar hadden Adam en Eva in het paradijs in ieder geval geen last van.’ Hij legt zijn armen onder zijn hoofd. ‘Ik ga een dutje doen.’ Hij doezelt weg. Mira denkt aan wat ze allemaal wil gaan doen op de camping. Vorig jaar was er een hele leuke groep geweest waar ze
elke dag mee optrok. Zou dat dit jaar weer zo leuk worden?
Opeens worden ze opgeschrikt door het geluid van dreunende paardenhoeven. Verschrikt krabbelen ze overeind. ‘Wat is dat?’ vraagt Mira verschrikt. De struiken voor hen beginnen wild te bewegen. En dan staat ze opeens oog in oog met… ‘Dat… dat lijken wel ridders!’ stamelt Sander. Hij spert zijn ogen wijd open. Het paard voor hem snuift een paar keer en stampt met zijn hoeven op het gras. De voorste ridder springt van zijn paard en loopt op hen af. Mira gaat een beetje achter Sander staan. De ridder heeft een witte mantel aan, met een groot rood kruis erop.
Zijn maliënkolder schittert in de zon en aan zijn middel draagt hij een groot zwaard. ‘Wat… hoe… hoe kan dit?’ stamelt Mira. Sander knijpt zijn ogen even stijf dicht en doet ze dan plotseling weer open. Misschien is hij echt in slaap gevallen en is dit alleen maar een droom? Maar nee, de ridder stapt met grote stappen op hen af. Bij iedere stap rinkelen zijn ijzeren uitrustingstukken. Sander trilt. Dit is een kruistochtridder! Hij snapt er niets van. ‘Misschien zijn we teruggeflitst in de tijd!’ fluistert Mira in zijn oor. ‘Nee joh, dat kan toch helemaal niet!’ zegt Sander. De ridder doet het vizier van zijn helm een klein eindje omhoog. ‘Kinderen, kunnen jullie mij vertellen welk bos dit is?’ ‘Het… Lage Bos.’ Sanders stem trilt. ‘En wat doen jullie hier?’ vraagt zijn zware stem verder. ‘We waren een stukje aan het fietsen en nu rusten we even uit,’ zegt Mira dapper. De andere twee ruiters zijn ook van hun paard geklommen en gaan naast de eerste ridder staan. De ene is vast een heel belangrijke ridder, hij heeft een prachtig geborduurde mantel aan. Sander denkt dat de andere een schildknaap is, hij heeft heel saaie bruine kleren aan en draagt geen zwaard. ‘Deze kinderen rusten uit,’ zegt de eerste ridder tegen de anderen. ‘Kun u zich dat voorstellen, heer Van Muylwijk? Kinderen die midden op de dag een beetje niets liggen te doen. Ha, dat was in onze tijd wel anders! Toen moesten alle kinderen hard meewerken!’ De ridder met de mooie mantel kijkt Sander en Mira aan. Dan legt hij zijn hand op de arm van de kruistochtridder. ‘Piet, je moet nu maar stoppen. Je jaagt die kinderen de stuipen op het lijf. Kijk, die jongen staat helemaal te trillen.’ Ik tril helemaal niet! denkt Sander verontwaardigd. Dan schieten de drie ruiters in de lach. Sander en Mira kijken de mannen met grote ogen van verbazing aan. ‘Wie… wie zijn jullie?’ stamelt Sander. ‘Sorry kinderen,’ zegt de ridder met de mooie mantel. ‘Wij hebben jullie een beetje voor de gek gehouden. Wij zijn leden van een historische vereniging. Eén keer per jaar verkleden we ons als middeleeuwers en proberen we een hele week te leven zoals middeleeuwers dat deden. We kamperen verderop in het bos met nog veel meer mensen. Wij waren een stukje aan het paardrijden toen we jullie hier zo heerlijk in het zonnetje zagen liggen, en toen kon Piet het niet laten om een grapje met jullie uit te halen. Zijn jullie erg geschrokken?’ Mira kan weer een beetje lachen. ‘Ja, ik was echt even bang, hoor!’ ‘We begrepen er niets van!’ zegt Sander. ‘Ik dacht even dat we terug in de tijd waren geflitst of zoiets,’ zegt Mira. Daar moeten de mannen heel hard om lachen. De schildknaap tikt de ridder met de mooie kleren op de arm. ‘Heer Van Muylwijk, we moeten nodig verder.’
De ridder knikt. ‘Kinderen, wij wensen jullie nog een fijne dag!’ Dan springen ze weer op hun paarden, zwaaien een groet en verdwijnen ze tussen de bomen. Mira laat haar adem ontsnappen en zucht een paar keer diep. ‘Poeh, dat vond ik echt even spannend!’ ‘Ik niet hoor, ik zag gelijk dat het nep was!’ antwoordt Sander stoer. Echt niet! Ik voelde je trillen toen die ridder op je afliep! denkt Mira. Maar ze zegt het niet, want ze heeft geen zin in ruzie met haar broertje. ‘Zullen we ook maar verder gaan?’ vraagt ze. Ze stappen weer op de fiets. Mira kijkt op de kaart. ‘We moeten gewoon dit fietspad blijven volgen,’ zegt ze. Als ze een stukje gefietst hebben, zegt Sander: ‘Oké, het was misschien toch wel een beetje spannend!’ Mira lacht. ‘Had vader toch gelijk toen hij zei dat dit een spannend fietstochtje was. Ik dacht echt even dat het echte ridders waren!’ Sander knikt. ‘Een hele week als middeleeuwers leven, dat lijkt me best gaaf.’ ‘En drie weken kamperen op de camping dan?’ vraagt Mira. Sander lacht. ‘Dat is natuurlijk ook heel gaaf! Nog twee daagjes wachten! Ik heb er echt superveel zin in.
Eeuwoud Koolmees